1. Destructief gedrag

vernielen

(kleding) scheuren

(om) gooien

brand stichten

 

2. Lichamelijk probleemgedrag

eten ophalen/uitspugen

eten van oneetbare dingen

extreem veel eten/drinken

extreem weinig eten/drinken

met ontlasting spelen/smeren

bewust incontinent

sterk zelfstimulerend gedrag

overal opklimmen

geen gevoel voor gevaar

motorisch onrust

overbeweeglijk

sterke prikkels zoeken

 

3. Lichamelijke agressie spugen

haren uittrekken

krabben

knijpen

bijten

bonken

snijden

in oren/ogen peuteren

aan huid/wondjes peuteren

slaan

schoppen

vastklemmen/wurgen

omduwen/laten vallen

 

4. Maatschappelijk probleemgedrag

stelen

drugs verslaving

weglopen

zwerven

spijbelen

 

5. Reactief probleemgedrag protest, verzet

onttrekken aan gezag

bewust niet luisteren/niet

reageren

niet accepteren als iets niet mag

ongevoelig voor bijsturing

impulsief, grillig, ontremd

gedrag

uitproberen/uitlokken

veel ruzie maken

plagen/pesten

niet reageren op gevoelens van

een ander

afpakken/graaien

ander bang maken

anderen tegen elkaar opzetten

aandacht opeisen/claimen